In dit onderdeel ga ik de constructie van de bovenbouw uitleggen. Bij het spoor wordt onder de bovenbouw verstaan:
Het ballastbed
De spoorstaven
De dwarsliggers
De bevestiging en bewapening
Verder horen er bij de bovenbouw ook nog de verschillende soorten lasverbindingen. Hiervoor is een aparte pagina.
Naast deze onderdelen zijn er natuurlijk ook nog eisen gesteld aan de bovenbouw. Verder is het ook nog van belang wat voor belasting er optreedt in het spoor.
Het spoor zoals wij kennen is simpel gezegd opgebouwd uit een frame van dwarsliggers met daarop spoorstaven. Het frame is ingebed door ballast wat zorgt dat de spreiding van de krachten op de ondergrond goed verloopt, en om zijdelingse krachten op te kunnen vangen. De verbinding van de spoorstaven en dwarsliggers vindt plaats door een klemmende bevestiging.
Het spoor zoals wij dat kennen is eigenlijk niet veel veranderd ten opzichte van toen het spoor ontstond. Een van de weinige belangrijke ontwikkelingen na de tweede wereldoorlog waren:
Het maken van voegloos spoor
Zwaardere spoorstaven
Betonnen dwarsliggers
Elastische bevestigingen
Naast deze onderdelen, was er na de tweede wereldoorlog ook nog de invoering van mechanische machines voor het onderhoud. Bovendien kwam er beter meetapparatuur zodat het spoor strakker gelegd kon worden.
Wanneer een spoor wordt aangelegd, is er van te voren gekeken welk soort treinen komen te rijden, en welke aslasten daarbij horen. Maar ook de snelheid van de treinspeelt een rol. Wanneer je dacht dat dit alles is waarmee je rekening moet houden, heb je dat mis. Ook de gewilde gebruikersduur, de soort en aantal keren onderhoud, beschikbaarheid van de grondstoffen en de lokale omstandigheden spelen een rol. Voor elke situatie is de situatie dus anders. Hierdoor hoeft dus niet op elk spoor de zelfde soort rails of dwarsliggers te liggen. Belangrijk bij het maken van een keuze is het verband tussen de aanlegkosten of de vernieuwingskosten en de steeds herhalende onderhoudskosten van het spoor.