Plaatlassen is de meest simpele methode om verschillende stukken spoor aan elkaar te bouwen. Groot nadeel van de plaatlassen is, dat je altijd met voegenspoor werkt. Dit soort sporen zijn, zoals al gezegd, niet meer van deze tijd. Tegenwoordig wordt bij spoor vervanging of nieuwbouw meestal voegloos spoor gemaakt.
Je hebt verschillende soorten spoorstaven, UIC 54, NP64 en UIC60 Al deze 3 spoor-staven hebben verschillende afmetingen en daarom zijn er ook verschillende lasplaten voor deze spoorstaven.
Hiernaast is een vlakke lasplaat te zien, die gemaakt is voor NP46. Zoals goed te zien is op de tekening, zit er een voeg tussen de beide spoorstaven. Verder is te zien dat er 4 gaten zijn geboord in de spoorstaaf. Op deze 4 gaten wordt de lasplaat bevestigd door middel van 4 lasbouten met 4 veerringen.
Zoals ik net heb gemeld in de 2de alinea, heb je verschillende soorten spoorstaven. Ook deze spoorstaven zijn onderling aan elkaar te koppelen. Er zijn speciale overgangslasplaten die dit mogelijk maken. Deze constructie wordt niet vaak toegepast, de voorkeur wordt meestal gegeven aan een overgangsspoorstaaf.
Om een goede verbinding te kunnen krijgen is het noodzakelijk dat men eerst de laskamer goed vrijmaakt van roest, dit geldt ook voor de lasplaten. Vervolgens worden de platen aangebracht en met 1 bout vastdraaien. Bij het aanbrengen van de lasplaten moet er goed op worden gelet dat de lasplaat niet onderuit hangt. Vervolgens worden de rest van de bouten vastgemaakt. Als laatste moeten nog de draadeinden van de lasbouten en klembouten worden afgedopt met emailine 3000. Emailine 3000 wordt erop gesmeerd om de levensduur te verlengen. Dit gebeurt omdat er geen roest kan ontstaan en omdat het schroefdraad niet vol komt te zitten met staal. Omdat deze las, zoals eerder gezegd voorkomt in voegenspoor en dus moet kunnen werken, is preventief onderhoud verplicht. Verder moet elk voorjaar de voegwijdte worden gecontroleerd en de las opnieuw in de “olie” worden gezet.